Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [17]Doch zo het kwaad is in uw ogen den HEERE te dienen, kiest u heden, wien gij dienen zult; hetzij de goden, welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen! 17. Jozua stelt het den Israelieten niet vrij, God te dienen of niet; maar dit zegt hij opdat zij vrij en ongedwongen zouden verklaren wat zij te doen gezind waren, en opdat zij des te vaster zouden verbonden blijven God te dienen, nadat zij zulks vrijwillig aangenomen hadden te doen. Zie dergelijke manier van spreken, Ruth 1:8,15.